Selecteer een pagina

Een paar dagen na de tweede chemobehandeling overviel het me opeens. Of beter gezegd, het kwam binnen als een mokerslag. Angst; bang om dood te gaan en afscheid te moeten nemen van mijn gezin. Ik voelde mijn eigen rauwe pijn van toen ik als 12-jarig meisje zonder moeder achterbleef en daar tegenover het machteloze idee van mijn kinderen niet te zien opgroeien. Plannen die de echtgenoot en ik hebben gemaakt voor als we oud en grijs zijn niet meer uit te kunnen voeren. Het was oorlog in mijn hoofd.

Net vier dagen was ik gestart op de middelbare school. In mijn witte Barbara Faber shirt met eendjes sta ik donderdag twee september nog vrolijk lachend op de klassenfoto. Die ochtend sliep mijn moeder toen ik het huis verliet. “Maak mama maar niet wakker”, zei mijn vader toen ik richting school vertrok. Ik zie het nog voor me als een slechte speelfilm; die middag kwam ik thuis, zag een vreemde auto op het erf en wist genoeg. Mijn vader die de achterdeur opende en ik die van intens verdriet een gil slaakte.

Afgelopen woensdag werd ik mee uit lunchen genomen. Mijn ‘date’ heeft mij bijna geboren zien worden en dus komt het gesprek als vanzelf op vroeger en gaat met name over mijn  moeder. De herinneringen die ik heb, zijn vanuit het oogpunt van een kind en in mijn hoofd heb ik haar haast tot een mythisch figuur gemaakt.  Leuk om over haar te praten zoals een volwassene hun contact beleeft heeft en waarvan de herinneringen aan haar veel dieper en verder terug gaan. Wat had ik mijn moeder graag vanuit mijn volwassen ik gekend.

Toevalligerwijs belt de huisarts een aantal dagen na mijn tweede kuur. We praten wat over het traject tot nu toe. Vanzelf komen we op mijn angst. Hij geeft aan dat het heel normaal is om tijdens het ziekteproces dit soort angsten te ervaren en om het er tijdens een huisbezoek uitvoeriger over te hebben. Tijdens het bezoek, afgelopen week, is mijn angst alweer naar de achtergrond verdwenen. Het stak de kop op, het mocht er zijn om vervolgens weer terug achter het figuurlijke deurtje te verdwijnen vanwaar het vast nog eens tevoorschijn komt.

Diezelfde avond zitten we aan de eettafel waar dochter me een nieuwe angst inboezemt. “Mam, het lijkt me leuk om net zo jong moeder te worden als jij”, zegt ze triomfantelijk, loerend naar mij vanonder haar met mascara besmeurde wimpers. Ik probeer me niet te verslikken in mijn pasta en broed op een goed antwoord. De echtgenoot is me echter al voor: “Wie past er dan op de baby terwijl jij studeert of de wereld rondreist?”. “Ik noem haar Coco en mama past dan op”, bedenkt ze verder om vervolgens in lachen uit te barsten, “Grapje!”.  En ik bedenk me hoe betrekkelijk het leven is. Zo maak ik me zorgen dat ik volgend jaar niet meer haal en zo ben ik in gedachten oppas-oma van Coco.