Selecteer een pagina

Verschillende geluiden komen bij elkaar in de grote hal; piepende remmen, gillende kinderen, kraken van het karretje dat zich in beweging zet en de stem uit de geluidsinstallatie die vertelt dat om 11.00 uur het volgende optreden plaatsvindt. Gekleurde lichten wisselen elkaar af in verschillende felle tinten en schijnen over mijn gezicht, de geur van allerlei zoetigheden prikkelt mijn neus. In een vlaag van verstandsverbijstering had ik bedacht dat het een goed idee zou zijn om een nachtje weg te gaan met zoon. Na een korte nacht, in een middelmatig hotel met doorgezakte bedden en een zoon die slapen bij zijn ouders op de kamer bijzonder grappig vond en daarom een nachtelijk feestje hield, staan we nu in Toverland. De koudste dag van het jaar, maar gelukkig bevindt dit pretpark zich gedeeltelijk binnen.

Mijn ietwat sceptische gevoel wordt niet gedeeld door onze nachtbraker die vrolijk vanuit een van de karretjes “Mama” roept, zijn hand de lucht in steekt voor iets wat een zwaai moet voorstellen om vervolgens snel de veiligheidsbeugel vast te pakken, zijn gezicht in een grimas. Om hem heen ligt de arm van de echtgenoot die, ondanks dat dit ritje vier is en hij vannacht maximaal twee uur slaap heeft gehad, er ook lol in lijkt te hebben.

Ik slenter naar het hekje van de invalideningang waar drie minuten later het olijke duo zich meldt. Zoon vertelt luid over zijn zojuist opgedane ervaring: “Hoog, bang, leuk, Nina toe”. Ik herhaal elk woord terwijl de echtgenoot ook graag het woord wil: “Drie keer raden”. Gezien resultaten uit het verleden in dit geval wel garanties voor de toekomst bieden, heb ik aan eenmaal raden genoeg; “Hij heeft gepoept”. Op zoek naar een invalidentoilet rollen we over de kleine keitjes van Toverland. Na drie rondjes om het gebouw waar de toiletten zich zouden moeten bevinden volgens de bordjes, wijst een behulpzame medewerker ons op de juiste ingang. “Jouw beurt”, roepen we in koor. Ik gooi er vervolgens mijn beste tissue-expander-excuus in: “Het lukt me niet met mijn armspieren en dan dat kleine hokje en die lange benen”. Het werkt, de echtgenoot rolt zoon richting gehandicaptentoilet.

De grote grijns op zijn gezicht bij terugkomst verraadt dat hij op een weerwoord gebroed heeft. “Ha, de volgende keer mag jij het doen” en wijst op het bordje op het damestoilet. Inderdaad prijkt daar onder het poppetje met welbekend jurkje een zelfde blauw bordje, maar dit keer staat het poppetje met jurkje gebogen over een spartelende baby op een verschoontafel. “Nooit zo over nagedacht, maar zijn we met zijn allen zo geëmancipeerd en sekseloos bezig, dan is dit toch redelijk vooroorlogs”, sputter ik. Een passerende moeder knikt instemmend. De echtgenoot krijgt zijn zin, de volgende ronde ben ik. Niet vanwege dat bordje, maar omdat ik van het ‘gedeelde smart is halve smart’-principe ben. En wat betreft dat bordje, ik ben voor; een sekseloos bordje op een afzonderlijk verschoonruimte. En als we dat dan toch aanpassen kan er mogelijk meteen eens nagedacht worden over een goede verschoonplek voor grote kinderen met een luier. Zittend op je knieën voor het invalidentoilet, zoon op de ranzige vloer liggend, terwijl de poepstrepen van de voorganger je vanuit de pot aanstaren kan echt beter. Kan ik me zonder schuldgevoel gewoon weer verschuilen achter de armspiersmoes.

* De bijgeplaatste foto heeft verder niets met het verhaal te maken, behalve dat zoon erop staat en dat de foto, mijns inziens, gewoon prachtig is