Selecteer een pagina

Die donderdagavond vierden we het heugelijke feit met een barbecue. Samen met mijn ouders die, zonder iemand tekort te willen doen, naast mijn gezin toch mijn grootste steun waren afgelopen tijd. ‘Nooit gedacht dat ik het krijgen van een gifinfuus nog eens zou vieren’, vertelde ik potsierlijk aan mijn gasten. De bloemkoolcouscous, stokbroodjes met tomatentapenade en meloen met munt lustig in mijn mond proppend, nu ik nog smaak had. In gedachten klonk er op de achtergrond ‘Liever te dik in mijn kist dan een feestje gemist’.

Vrijdag zat ik wat minder euforisch op het ziekenhuisbed. Het mocht misschien wel de laatste keer zijn, maar het vooruitzicht van een week niet mezelf zijn, maakte me wat melancholiek. De dexamethason hielp hier overigens ook niet bij, mijn hoofd had inmiddels de kleur aangenomen van een tomaat. ‘De laatste keer, mop’, probeerde de echtgenoot een positieve noot toe te voegen. Het leverde hem een dodelijke blik op. Gelukkig een spreekwoordelijke want om daarvan te genezen is er nog geen chemo op de oncologieafdeling.

Drie dagen later kwam, zag en overwon de chemo. In mijn hoofd ging het van manisch naar panisch. Het gif kroop letterlijk onder mijn huid. Ik voelde me lamlendig, boos op de hele wereld en een totale nietsnut. ‘Ik heb zin om uit mijn vel te scheuren’, huilde ik tegen de echtgenoot. ‘Waarom lijkt iedereen een perfect leventje te hebben en heb ik nooit geluk’, huilde ik tegen mijn ouders. ‘Niet over mijn hoofd aaien’, huilde ik tegen dochter. Die keek vervolgens zo schuldbewust ondanks de goedbedoelde actie dat mijn moederhart ook nog eens huilde. Yep, in mijn eentje trok ik het neerslaggemiddelde van de maand juli fors omhoog.

Maar dan opeens is het er weer. Doe ik mijn ogen open na een nacht redelijke slaap en voel ik me weer meer Veer. Dat mijn mond voelt als een lap schuurpapier neem ik voor lief, maar het schreeuwende, stampende, boze chemoduiveltje is uit mijn hoofd verdwenen. Samen met de echtgenoot varen we wat over de Lek. Ik zit op de boeg, de wind in mijn gezicht. ‘Net de Titanic’, glunder ik, ‘maar dan zonder wapperende haren’. ‘Een kale Kate is anders ook best sexy hoor’, doet de echtgenoot een duit in het zakje. En ik, ik gooi mijn armen wijd, alsof ik vlieg en zeg gedag tegen de chemo’s. Hoofdstuk 1 is uitgelezen!